Naima Albdiouni
AANGEKRUISD
01-12-2009

Ik heb alle schrijvers met me meegenomen naar huis. Echt waar. Soms ontmoet je namelijk mensen die een onuitwisbare indruk achterlaten en wier aanwezigheid onverminderd sterk blijft, ook wanneer ze niet fysiek in de buurt  zijn. Dus de laatste avond van het festival, in de Arenbergschouwburg te Antwerpen, kocht ik van alle auteurs die me fascineerden een boek, van sommige zelfs twee. Benieuwd naar het werk van mijn Chronicles-collega’s, schafte ik me ik ieders roman aan, maar toen ik hen zocht om er een krabbel in te zetten, waren ze nergens te bespeuren. Opgegaan in de menigte, zonder twijfel genietend van de laatste avond van het Crossing Border-festival. Buiten regende het pijpestelen, binnen was de warmte niet alleen een warmte die wetenschappelijk meetbaar was. We wilden allemaal nog andere acts meepikken, opgaan in dat ene optreden, nog even praten met die persoon die we misschien nooit meer zouden zien.

Sinds het openingsdebat over de vrijheid van meningsuiting met Sandro Veronesi, was ik benieuwd naar het werk van deze Italiaanse auteur die als een van de belangrijkste hedendaagse schrijvers wordt beschouwd. Aan het standje van De Groene Waterman kocht ik de alomgeprezen romans Kalme chaos en Troje brandt. Heel verlegen wachtte ik het moment af waarop ik Veronesi kon vragen om een handtekening in Kalme chaos te plaatsen. Ik gluurde vaak, niet al te subtiel, naar hem en net voor hij de deur naar de backstageruimte wilde openen, vroeg ik het hem. ‘Naima, ciao. Sandro Veronesi’ krabbelde hij erin, me een glimlach schenkend van een vermoeid, maar tevreden man. Ik heb intussen de roman gelezen en die prikkelt me. Niet alleen als lezer, maar ook als schrijver. Ik voel me weer geneigd technieken te bestuderen van anderen, ze te analyseren op verschillende niveaus en ze misschien toe te passen op mijn schrijven. Zijn oog voor detail en dat angstaanjagend dissecterend observatievermogen wil ik ook ontwikkelen op papier. Ik weet niet of ik het zal kunnen op dié manier, maar dat hoeft ook niet, want ik beoog het te bereiken op míjn manier.

Crossing Border lijkt zo lang geleden. Nu het gewone leven weer zijn gangetje gaat en de dagelijkse verplichtingen vervuld moeten worden, lijkt het als ik terugkijk wel alsof we even volop mochten opgaan in de kunsten, enkele dagen afgesloten van de buitenwereld om te genieten van andermans werk. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat ik zonder Crossing Border nooit mensen zou hebben ontmoet als Jim White, Andrew Leland en Sandro Veronesi. Niet dat ik nooit een artiest tegen het lijf loop in mijn leven. Ik heb er al vele ontmoet en heb verscheidene boeiende conversaties gehad met collega-auteurs, maar weinigen kunnen als persoon ook je hart beroeren. Met de countryzanger Jim White had ik tijdens de busrit van Den Haag naar Antwerpen een diepgaande conversatie over het leven in Georgia, muziek, politiek en religie. Ik ging zo op in wat hij zei, dat ik niet eens merkte dat de trip anderhalf uur had geduurd. En er zijn tastbare bewijzen van dit gesprek. Hester Tollenaar had geregeld momenten vastgelegd met haar digitale camera en stuurde ze ons door na het festival. De glimlach op mijn gezicht, die intens gevoelige blik in mijn ogen waren echt, oprecht. Ik wil dan ook iedereen bedanken voor deze unieke ervaring en hoop dit ooit nogmaals te mogen meemaken. Hand on my heart.

 

Liefs

Naima

Naima Albdiouni
AANGEKRUISD
01-12-09

Ik heb alle schrijvers met me meegenomen naar huis. Echt waar. Soms ontmoet je namelijk mensen die een onuitwisbare indruk achterlaten en wier aanwezigheid onverminderd sterk blijft, ook wanneer ze niet fysiek in de buurt  zijn. Dus de laatste avond van het festival, in de Arenbergschouwburg te Antwerpen, kocht ik van alle auteurs die me fascineerden een boek, van sommige zelfs twee. Benieuwd naar het werk van mijn Chronicles-collega’s, schafte ik me ik ieders roman aan, maar toen ik hen zocht om er een krabbel in te zetten, waren ze nergens te bespeuren. Opgegaan in de menigte, zonder twijfel genietend van de laatste avond van het Crossing Border-festival. Buiten regende het pijpestelen, binnen was de warmte niet alleen een warmte die wetenschappelijk meetbaar was. We wilden allemaal nog andere acts meepikken, opgaan in dat ene optreden, nog even praten met die persoon die we misschien nooit meer zouden zien.

Sinds het openingsdebat over de vrijheid van meningsuiting met Sandro Veronesi, was ik benieuwd naar het werk van deze Italiaanse auteur die als een van de belangrijkste hedendaagse schrijvers wordt beschouwd. Aan het standje van De Groene Waterman kocht ik de alomgeprezen romans Kalme chaos en Troje brandt. Heel verlegen wachtte ik het moment af waarop ik Veronesi kon vragen om een handtekening in Kalme chaos te plaatsen. Ik gluurde vaak, niet al te subtiel, naar hem en net voor hij de deur naar de backstageruimte wilde openen, vroeg ik het hem. ‘Naima, ciao. Sandro Veronesi’ krabbelde hij erin, me een glimlach schenkend van een vermoeid, maar tevreden man. Ik heb intussen de roman gelezen en die prikkelt me. Niet alleen als lezer, maar ook als schrijver. Ik voel me weer geneigd technieken te bestuderen van anderen, ze te analyseren op verschillende niveaus en ze misschien toe te passen op mijn schrijven. Zijn oog voor detail en dat angstaanjagend dissecterend observatievermogen wil ik ook ontwikkelen op papier. Ik weet niet of ik het zal kunnen op dié manier, maar dat hoeft ook niet, want ik beoog het te bereiken op míjn manier.

Crossing Border lijkt zo lang geleden. Nu het gewone leven weer zijn gangetje gaat en de dagelijkse verplichtingen vervuld moeten worden, lijkt het als ik terugkijk wel alsof we even volop mochten opgaan in de kunsten, enkele dagen afgesloten van de buitenwereld om te genieten van andermans werk. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat ik zonder Crossing Border nooit mensen zou hebben ontmoet als Jim White, Andrew Leland en Sandro Veronesi. Niet dat ik nooit een artiest tegen het lijf loop in mijn leven. Ik heb er al vele ontmoet en heb verscheidene boeiende conversaties gehad met collega-auteurs, maar weinigen kunnen als persoon ook je hart beroeren. Met de countryzanger Jim White had ik tijdens de busrit van Den Haag naar Antwerpen een diepgaande conversatie over het leven in Georgia, muziek, politiek en religie. Ik ging zo op in wat hij zei, dat ik niet eens merkte dat de trip anderhalf uur had geduurd. En er zijn tastbare bewijzen van dit gesprek. Hester Tollenaar had geregeld momenten vastgelegd met haar digitale camera en stuurde ze ons door na het festival. De glimlach op mijn gezicht, die intens gevoelige blik in mijn ogen waren echt, oprecht. Ik wil dan ook iedereen bedanken voor deze unieke ervaring en hoop dit ooit nogmaals te mogen meemaken. Hand on my heart.

 

Liefs

Naima

PARTIR LOIN (REDA TALIANI)
22-11-09

Iedere vrijdag nodigt hij jonge kinderen, van wie de oudste twaalf zijn, uit in zijn huis in Souani, een wijk in Tanger. Hij biedt ze koekjes en thee aan en begint dan te vertellen. Mrabet is een zwijgzaam man, opent alleen zijn mond wanneer hij iets van waarde te vertellen heeft. En vertellen kan hij als de beste.

In Paul Bowles en zijn echtgenote vond Mrabet vrienden die zijn goddelijk talent ontdekten en op papier zetten, ter publicatie. Na Bowles’ dood benaderden aasgieren en gewetenloze zielen, inspiratie- en talentloze artiesten de analfabete storyteller en gristen de geluidsbanden met zijn verhalen weg. Uitgevers maakten misbruik van zijn ongeletterdheid om te goochelen met cijfers in contracten. Want hé, een analfabeet die gepubliceerd wordt en tentoongesteld wordt in galerijen, dat is de wereld op zijn kop, dus dat moest even rechtgezet worden.

Mrabet ziet er het nut niet van in vertaald te worden in het Arabisch, want zijn werk werd in Marokko nooit naar waarde geschat, hij heeft in eigen land nooit het gevoel gekregen erkend of geapprecieerd te worden. Ik kan me voorstellen dat Mrabet vreemd moet hebben opgekeken toen Hassan Bahara en Asis Aynan hem tijdens de zomer van 2008 bezochten in Tanger voor de reportage Bedevaart naar Tanger en hem aanspraken met hun jongensachtig enthousiasme en tomeloze respect. Want hun liefde voor Mrabet is groot, heb ik gemerkt. Ik vond het ontroerend om hen in de lobby van het hotel te zien staan, op weg om boodschappen te gaan halen voor Mrabet. Zoals ik boodschappen zou gaan doen voor mijn inmiddels overleden grootvader, met het soort respect dat jongens meestal enkel opbrengen voor hun vader. Aandoenlijk om hen zich zo te zien ontfermen over deze inmiddels oudere man met een eeuwig jonge geest.

Er was veel verwarring over de komst van Mrabet naar Den Haag. Omwille van zijn vliegangst was vliegen naar Den Haag de laatste optie. Hij onderhandelde zelfs even met Louis Behre over een taxitocht van Tanger naar Den Haag: alles behalve vliegen.

Wim Brands en Jeroen Van Kan van het radioprogramma De Avonden stelden Mrabet met behulp van een tolk vragen over zijn werk, over zijn komst naar Den Haag. Gezeten naast Simon-Pierre Hamelin keek hij haast met verwondering rond naar de menigte die gekomen was om naar hém te luisteren, die in hém geïnteresseerd was.

Mrabet spreekt zoals alleen mensen uit Tanger spreken, ik kan het gevoel dat dat in me losmaakt niet weergeven op papier. Ik houd van onze taal, de zinswendingen, de woordkeuzes, de droge humor en de verhalen – o zoveel verhalen die de mensen er voor je hebben, als je maar wilt gaan zitten in kleermakerszit om te luisteren naar wat ze te vertellen hebben.

Mrabet vertelt liever verhalen aan kinderen, omdat zij de enigen zijn die nog echt luisteren en die wanneer ze praten nog echt verrassend uit de hoek kunnen komen. ‘Wanneer grote mensen, volwassenen praten, smaken hun woorden ‘baslin fhal zlafa dyel baysar’ zei Mrabet. Degenen die het Marokkaans-Arabisch begrepen, barstten uit in luid gelach. Hoe zou je deze uitdrukking kunnen vertalen zodat dezelfde lading wordt weergegeven, opdat de mensen in eender welke taal zouden lachen? Even flauw als een kom… snert?

Manaraf is wellicht de laatste publicatie van Mohamed Mrabet. Hij is al wat ouder en ziek, hij heeft de mooiste tijden van Tanger meegemaakt, een leven geleid dat woelig en vol was, hij heeft echt geleefd. In de ogen van velen is hij maar een oude man, zonder twijfel een onopvallend figuur in Tanger. Een man die nergens meer naartoe gaat, niet naar cafés, niet bij mensen thuis op bezoek, vaak gewoon in zijn eigen huis in Souani blijft. En toch kwam hij naar ons toe, helemaal naar het Crossing Border-festival. Het minste wat we kunnen doen is hem  met deze laatste roman de erkenning en het respect bieden dat hij verdient. Vanavond sta ik dan ook nederig, maar trots op het podium in Antwerpen om er uit zijn werk voor te lezen.

LISTEN (TALIB KWELI)
21-11-09

De combinatie van muziek en literatuur op een festival is geen buitenaards of vreemd fenomeen. Verre van. Zelf ben ik iemand die niet eens kán schrijven zonder muziek die in mijn oren knalt. Beeldende kunst en vooral muziek en film zijn voor mij noodzakelijk om te schrijven zoals ik wens te schrijven. Die prikkels van andere kunsttakken scherpen mijn pen, brengen me in de juiste mood, wekken de roes op waarin ik wil verkeren wanneer ik een scène beschrijf. Dat is waarom ik mijn aanwezigheid op Crossing Border ten volle benut om van zaal naar zaal te slenteren, steeds demonstratief mijn pols met backstage-bandje omhooghoudend naar al die breedgeschouderde security-kerels wanneer ze me een ietwat vreemde blik toewerpen.

Glijdend (de vloeren van sommige gangen in de Koninklijke Schouwburg zijn gevaarlijk glad), slidend, slenterend begaf ik me tussen de backstage-drukte, enkele uren voor het festival van start ging. Stagemanagers, soundcheckers, cateraars, rockers, schrijvers, televisiepersoonlijkheden en radiomakers kruisten mijn weg en niemand die me tegenhield. Even verloor ik mijn cool toen ik dringend naar het toilet moest. Daar trof ik een blonde meid die zich aan het opmaken was. Mijn handen wassend knoopte ik casual een conversatie met haar aan. Ze was een van de backing vocals van Reinout met Nevenwerking en vertelde me dat ze de enige band waren die geen eigen kleedkamer toegewezen hadden gekregen. Poor thing. Eigenlijk werkt ze als journaliste voor het Belgische VTM. Ook werkt ze met onder andere Reinout Verbeke, een begenadigd en talentvol dichter, met wie ze probeert de kloof tussen pop en poëzie te dichten. Een combinatie die ongetwijfeld vonken veroorzaakt op een podium.

Ik wenste haar veel succes en liep verder naar een andere zaal, waar de soundcheck van Yo La Tengo plaatsvond. Drum and base, elektrische sounds die je kippenvel bezorgen, muziek die je voelt. ‘More base, more base!’ schreeuwde de vrouwelijke drummer naar de kerel achter de tafel met verlichte knoppen (ja, ja, ik ben een leek wanneer het om equipment gaat). Yeah girl, shout it out!

De base ontbrak alleszins niet bij de veelbelovende Belgische band Kartasan, die een fascinerende mix van jazz en rock weet te brengen. Neergehurkt, leunend met mijn rug tegen de zwarte muur, genoot ik van het privéconcert dat hun soundcheck voor me was. Ik zag Jan Vandecasteele naar me staren (buiten de kerels die er moesten werken, was ik de enige in de zaal), maar ik hield me cool en kalm. Wellicht vroeg hij zich af wat die kleine trees op hakken kwam doen, maar ik had een papieren backstage-bandje en wilde echt ten volle te genieten van de sfeer achter de schermen.

En sfeer was er in overvloed. De opwinding zinderde in de lucht die we ademden, allen verkerend in een natuurlijke high door de veelal onstuimige, onstuitbare energie van al die creatieve zielen die één ding gemeen hebben. Bezield en vanuit het hart brengen zij, brengen wíj iets voort wat zal blijven bestaan tot lang na ons verblijf op deze aarde. Iets wat universeel is, wat ons met elkaar bindt. Muziek brengt ons samen. Dit jaar opnieuw op dit unieke festival. Waarvoor veel dank. Ik buig en knik mijn hoofd uit appreciatie en respect voor allen.

 

TRADUTTORE TRADITORE, AUTORE TRADITORE
20-11-09

Gisteren galmden die woorden opnieuw door mijn hoofd. Traduttore traditore… Een uitdrukking die stelt dat de vertaler van nature een verrader is. Een dubbelzinnig, persoonlijkheidsloos iemand die zich verschuilt achter de schrijver een verrader of een overloper die toch over de macht beschikt om bij het overzetten van de bron- naar de doeltaal bepaalde connotaties en zelfs hele betekenissen weg te gommen. Zo kan de vertaler een eigen tekst met een lichtelijk of schromelijk afwijkende inhoud tot stand brengen. Er zijn zelfs oorlogen uitgebroken doorj verkeerd vertaalde uitspraken. No kidding. Vertalingen zijn echter onontkoombaar. En vertalers dus ook. Vooral voor de schrijver die in zijn eigen taal alleen in eigen land begrepen wordt.

De stem van het woord is geen cent waard als ze enkel in dovemansoren tot leven komt. Gisteren schitterde Roberto Saviano, schrijver van het alom geprezen Gomorra, op het Crossing Border festival door een verblindende afwezigheid. De man wordt sinds de publicatie van zijn roman over de maffia bedreigd met de dood. Vertalingen hebben zijn lezerspubliek aanzienlijk uitgebreid en zijn faam de hoogte doen inschieten, zo zeer zelfs dat men hem maar al te graag zou willen neerschieten. Dit herinnert ons eraan dat de strijd nog lang niet gestreden is. Dat het fundamenteel recht om onze mening te uiten nog steeds in veel gevallen louter een holle expressie is die door de novemberwind mag worden weggeblazen als we deze niet ten volle mogen benutten. Mogen is hier weloverwogen geplaatst, het impliceert namelijk dat we toestemming moeten vragen aan de onzichtbare doch alomtegenwoordige gluurder die over de voorovergebogen schouder van de schrijver toezicht houdt en zich hoofdschuddend, met afkeurende blik, klakkend met de tong, sissend en berispend uitspreekt. Op de vingers getikt als een kleuter die buiten de lijnen heeft gekleurd. Vinger op de mond, ja, goed zo, sluiten die mond, shhht, shut up als je me nog te vriend wenst te houden. Maar een schrijver kan die valse vriendschap, dat gemaakt kameraadschap missen als kiespijn, want hij zoekt naarstig naar lezers, bondgenoten in de kritische geest, hoofden waar zijn woorden veilig zijn. En vrij.

Zo herinner ik me een gesprek van enkele maanden geleden met Rafik Lahlou, een van Marokko’s machtigste en welvarendste persmensen. Hij vroeg me welke Marokkaanse auteur ik de moeite vond om te lezen. Onomwonden en met een kinderlijk naïef enthousiasme antwoordde ik: ´Ben Jelloun. Uiteraard.´ Zijn houding verstrakte onmiddellijk, zijn lippen versmalden tot een zuinige, strakke streep, hij tuurde geïrriteerd rond en lispelde verward en met zijn wimpers knipperend: ´Vind je? Echt? Maar hij is zo controversieel.´ Nog steeds glimlachend repliceerde ik dat ik wel houd van wat controverse. Voor ik het goed en wel besefte liep hij door de draaideuren van het etablissement, liet hij zich opslokken door de wervelende menigte van de straten van Casa. Dat Ben Jelloun meer politieke vijanden dan vrienden heeft en dat veel hoogwaardigheidsbekleders zijn scherpe pen vrezen, wist ik al. Dat hun tegenkantingen hem gestolen kunnen worden ook.

Wanneer een woord meer wordt dan een verzameling van holle letters, maar een mening vormt die wanneer geventileerd een zekere macht verwerft, dan begint het een eigen leven te leiden. Literatuur is machtig, maakt deel uit van de cultuur en kan een reflectie bieden van onze of een andere samenleving. Revoluties die de geschiedenis in een andere richting hebben gedraaid zijn altijd ontsproten aan een idee,  een gedachte in het hoofd, die zijn weg naar buiten heeft gevonden omdat opsluiting in die schedel tot ontploffingen en kortsluitingen konden leiden. Wanneer Schrijvers met een Mening een Boek (allemaal met een hoofdletter, jep) presenteren, dan raad ik jullie aan om te zwijgen en te luisteren of te lezen. Wij zijn doof noch ongeletterd. Laten we vooral niet doen alsof we dat wel zijn.

VERLOREN, PERDIDA, LOST ZONDER WOORDEN
02-11-09

Grenzen worden verlegd, latten hoog gelegd, de drempel verlaagd, zielen liggen bloot op podia, woorden hardop gezegd. Gezongen, tentoongesteld, voorgelezen, gepresenteerd. Ik wrik in mijn hoofd de tijdsgrenzen los, werp de vijzen in het zwarte gat der onwetendheid, slenter door de voorbije jaren, ontmoet de schrijvers die me voorgingen als Chronicles-medewerkers, schud enthousiast de handen van de auteurs en kunstenaars met wie ik graag een praatje had willen maken, mijn zwetende palmen snel terugtrekkend. Trek de aandacht van Salman Rushdie, gluur naar Abdellah Taia in de hoek terwijl hij gevolgd wordt door een cameraman die zijn stappen vastlegt op film, zwaai naar Hassan Bahara. Het Crossing Border Festival is het grootste literatuur- en kunstenfestival van Europa. En hiervoor werd ik uitgenodigd als Chronicles-schrijver? Het wordt de volgende dagen mijn taak om vooral opvallend onopvallend te registreren, te voelen en ervaren, met de zekerheid dat mijn woorden verschillende weerklanken zullen hebben, in verschillende talen. Als schrijfster begrijp ik de moeilijkheid van deze opdracht. Niet voor mezelf, maar voor de vertalers. Van opleiding ben ik vertaalster, maar omdat ik zonder ophouden teksten wenste te veranderen naar mijn stijl, gaf ik het vrij vroeg op om het te maken als vertaalster.
November. Den Haag 2009. Het begint akelig dichtbij te komen. Ik bekijk de genodigden en betrap mezelf op het feit dat ik de Belgische schrijvers negeer. ‘Ik ga toch niet naar Den Haag om naar schrijvers te luisteren die ik evengoed in Antwerpen of Gent kan gaan zien? Ja, toch?’ Mohammed Mrabet, die wil ik best ontmoeten. Hij woont en werkt in Tanger, kan lezen noch schrijven en toch werden en worden zijn verhalen gepubliceerd. En dan betreur ik het dat ik 27 ben in 2009 en niet in 1958. Mrabet ontmoette in Tanger enkele decennia geleden Paul Bowles, die in de jonge Marokkaan een schrijftalent ontwaarde dat nooit aan het oppervlak zou komen, want de man was ongeletterd. Ongeletterd, maar niet te verwarren met onbeschaafd. Bijlange niet. Misschien niet belezen, maar bijzonder gecultiveerd. Of dacht je dat dat niet mogelijk was? Mrabet behoort tot de groten. Ik hoop voor hem dat hij het weet. En als hij het niet weet, zal ik het hem zeggen. Manaraf is de titel van zijn nieuwste publicatie, wat hetzelfde wil zeggen als ‘ik weet het niet’. Beste Mrabet, ik weet het ook niet. Niets kan met zekerheid geweten worden. En dat is de kracht van literatuur. Het scheppen van een nieuwe wereld, het herscheppen van een realiteit, het absoluut vrij zijn. Een vrijheid die we nagenoeg niet kennen in de echte wereld. Grenzen openleggen en doorbreken, verschillende kunstdisciplines die met elkaar verweven worden en inspelen op al je zintuigen. Woorden komen tot leven, lopen weg van hun scheppers en nestelen zich in de handen van vertalers, zoeken naar schoten van lezers, stemmen worden gehoord, klanken gezien, installaties en films geproefd. Om kunst, muziek en literatuur te appreciëren hoef je geen studie te hebben genoten. Kijk, luister, voel, ervaar. Ik zal me goed voelen in mijn rol van Chronicles-schrijfster. Een buitenlandse die niet het podium op hoeft, enkel als taak heeft alle optredens te volgen en vanaf de zijlijn of midden in het gewoel me te laten beroeren door die ander. Les autres mogen het werk leveren, ik zal het mijne doen en aan het einde van de dag doorgeven aan een ander. Wirwar van woorden, trefzeker in de ene taal, de mijne, hopelijk evenwaardig in een andere, misschien de jouwe. Laten we samen lost in translation zijn, want een mens met woorden is nooit helemaal verloren.

Liefs,
Naima Albdiouni