is de titel van een fascinerend boek van Rudy Kousbroek, dat ik kan lezen dankzij een vertaling in het piratenengels. Hij is een soort Nederlandse versie van W.G. Sebald: zijn boek staat bol van water, oude auto’s en de spookachtige verschijningen van de dieren waarover hij schrijft. Een van de teksten in het boek draagt de titel Hiernamaals: “over de dingen die gebeurd zijn, en niet langer bestaan. Over verandering, die onbegrijpelijk is”. Kousbroek – ik kan zijn naam goed uitspreken omdat het een combinatie is van broek + kousen, die ik beide gebruik om me in Nederland warm te kleden – schrijft over zijn jeugd op het internaat. Als kind piekerde Kousbroek over de mogelijkheid dat zijn ouders, die in een andere stad woonden, zijn gezicht zouden vergeten: hoe konden zij weten of hij nog steeds dezelfde Rudy was? Hij vroeg zich af of ze, wanneer ze elkaar weer zagen, nog dezelfde taal als hij zouden spreken. Misschien zouden ze Nederlands tegen hem praten, maar was de betekenis van de woorden anders: in plaats van brood bedoelden ze misschien dood. Hoe kon hij voorkomen dat woorden een totaal andere betekenis zouden krijgen? De kleine Kousbroek tekende het gezicht van zijn vader om hem niet te vergeten.
Het laatste deel van het festival, in Antwerpen, was heerlijk. Na een paar hectische dagen kwamen we in een vriendelijke, vertrouwde omgeving terecht. Op een bepaald moment besefte ik dat de organisatoren van het festival, vader en zoon, de hele tijd bij ons waren. Je kon ze in alle rust een drankje zien doen, een praatje makend aan een van de tafeltjes. Ze ontvingen de artiesten zoals mensen hun huis voor je openstellen en na het diner blijven kletsen als het gesprek ze bevalt. Toen de vader zag dat ik een schoudertas had met de rechthoekige vorm van een oude typemachine (waar mijn Mac Air meestal in reist), rolde hij de mouw van zijn witte overhemd op. Op zijn linkerarm zag ik een ouderwetse typemachine, met de afgeronde toetsen in reliëf afgebeeld. Op het blad dat eruit stak, was een stukje van een beatnikgedicht getatoeëerd. De onderkant van de typemachine ging over in een roos.
Weer terug in Amsterdam maakte ik kennis met wellicht de meest gevaarlijke, exquise zwakte van deze stad, de zetel van het verval: de oude etsen en kaarten in het antiquariaat van Eduard van Dishoeck en op de boekenmarkt op het Spui, recht onder mijn huis. En die kennismaking was nog niets vergeleken met de wonderen die ik dankzij Hans Mulder en Jip heb mogen aanschouwen in de Artis Bibliotheek. In deze moerassen, bekleed met de glamour des tijds, kan de etskunst bogen op een lange traditie. Geïnspireerd door de Hollandse meesters in de etskunst, ontmoette Hobbes Abraham Bosse en gaf hem aanwijzingen voor de onsterfelijke titelplaat van zijn werk Leviathan. Linnaeus’ illustraties van planten werden weid verspreid toen men hier in Amsterdam zijn genie ontdekte dankzij de publicatie van zijn Systema Naturae in 1735. Beetje bij beetje etsen bepaalde gewoontes zich in mijn geheugen: het drinken van een glas sherry in Café Luxembourg bij zonsondergang, wat gepaard gaat met enige melancholie vanwege het gebrek aan katachtig gezelschap (afgezien van de rosse buurt-variant zijn katten schaars in A’dam en zie je ze zelden stoeiend op straat; fietsen nemen de rol over van woeste honden). Deze wonderen kan ik niet tekenen, zoals Rudy zijn vader, of zoals de vader op Crossing Border, maar ik weet dat ze voor altijd bij me zullen blijven.