Myrthe van den Bogaert
Aanfluiting
20-04-2017

‘Zijn we er bijna? Ik ben moe,’ klaagde Pia, terwijl ze zuchtend en steunend verder slofte.

‘Shhh,’ maande haar grote zus Simone haar tot stilte, ‘zeur niet zo.’

Ze liepen al ruim een uur in de brandende zon. Hun vader liep een paar passen voor hen uit. Het was hem pas heel laat opgevallen dat de schaduw aan de andere kant van de straat was, maar vanwege de auto’s die wat extra vaart maakten richting Bellavista konden ze met geen mogelijkheid meer oversteken. Het was hoe dan ook zinloos, ze waren er nu toch bijna. Bovendien moesten ze bij een oneven huisnummer zijn en die bevonden zich hier, aan de zonkant.

‘Papa! Ik ben moe!’ riep Pia, en ze ging met uitgestrekte benen op de gloeiendhete stoep zitten. Haar vader leek haar niet te horen, maar liep gewoon door.

‘Papa!’ riep ze nog harder. Hij draaide zich om en zonder iets te zeggen tilde hij Pia berustend op en liep verder met haar op zijn rug. Ze stak haar hoofd boven haar vaders schouders uit, zoals een marionet in een poppenkast. Ze had haar armen stevig om zijn nek geslagen en lachte triomfantelijk. Simone fronste haar wenkbrauwen en gaf haar zusje een boze blik, zodat ze zou snappen dat kleine meisjes zoals zij ontzettend lastig zijn. En toch was ze stiekem een beetje jaloers.

Zij is ook moe, maar al te groot om door haar vader gedragen te worden.

 

Het is 1996. De meisjes zijn zes en negen jaar. Hun vader is negenentwintig en werkloos.

Simone moest haar pas versnellen om hem bij te kunnen houden. De stappen van haar vader werden alsmaar groter en sneller. Hij liep met opeengeklemde kaken en leek serieus, althans, vanuit haar positie. Hij is vast zenuwachtig, dacht Simone. Hem zo gespannen zien maakte haar dit keer natuurlijk niet verdrietig, maar vervulde haar met trots: haar vader vond het belangrijk wat er gebeurde. En wat er gebeurde, wat op het punt stond te gebeuren, was haar idee. Ze liet haar hand in het zakje van haar jurk glijden en voelde even aan de advertentie en de plattegrond, alsof ze in het bezit was van een winnend lot.

Ze was ook trots omdat ze wist dat zij, in tegenstelling tot haar kleine zusje die overal een probleem van maakte, wél begreep wat er in haar vader omging. Want zij was het die al die avonden één oor tegen de muur had gedrukt en haar ouders had horen ruziën. De ochtenden daarna was ze opgestaan om alle woorden die haar ouders hadden gezegd en die zij niet kende, in het woordenboek op te zoeken. Ze zocht er zelfs een paar op die ze al eerder had gehoord, maar die wat haar betreft helemaal niet bij haar vader pasten: mislukkeling, lafbek, egoïst.

Simone werd er verdrietig van, maar tegelijkertijd vond ze het fantastisch om deelgenoot te zijn van de problemen van volwassenen. Dat waren immers het soort verantwoordelijkheden die je als grote zus had.