Arjwan al Fayle
De negenennegentigste verdieping
22-09-2017

New York, lente 2000

Toen Hilda en ik net bij elkaar waren, vond ik het fijn om urenlang aandachtig naar haar weerkaatsing in de spiegel te kijken. Ik drong erop aan om samen met haar naar cafés en plekken te gaan waar veel spiegels waren. Ik bekeek haar vormen in de spiegel, meer dan dat ik haar direct aankeek. Alsof ik bewust die afstand creëerde tussen haar en haar weerkaatsing, omdat je weerspiegeling soms meer op jezelf lijkt en omdat het een uitzonderlijke moed vereist om ernaar te kijken.

Vaak wierp ik een steelse blik op haar honingkleurige ogen, waarna mijn blik rond haar delicate neus dwaalde en haar volle lippen en de ruimte ertussenin. Iets tussen de neus en de bovenlip van de vrouw in brengt mij altijd in verleiding, misschien de kwetsbaarheid ervan. Maar ook de lengte van de vingers en de grootte van haar palm: alsof de hand onthult wat de rest van het lichaam probeert te verbergen.

Ik staarde net zo lang naar haar gezicht tot ze mij aankeek en ik daardoor wegkeek en mijn blik daarna weer naar het glas wendde. En wanneer ik dan in mijzelf keerde, vergeleek ik altijd de Hilda die ik kon aanraken met haar weerkaatsing, tot ik bijna krankzinnig werd. Ik stond erop dat we met elkaar vreeën voor de spiegel. Ik wilde dat ze lang naar zichzelf en naar de bewegingen van haar lichaam zou kijken. Ze keek dan verlegen van haar billen naar haar knieën en glimlachte, waarna ze haar gezicht verstopte achter het dichtstbijzijnde gedeelte van mijn lichaam. Op zulke momenten vielen haar lange, zachte, bruine haren uiteen over haar schouders en armen, waardoor ze op een vluchteling leek die het leven de rug had toegekeerd en bij mij toevlucht zocht.

Toen Hilda van het spel met de spiegel begon te genieten, begon ik het om de een of andere reden, die ik nog steeds niet kan verklaren, te haten. Had ik het haar maar niet uitgelegd die dag. Het leek wel alsof ze mijn geheim had ontdekt of mijn ideeën over de aard van de mensen en zijn weerkaatsing had gestolen. Ik was bang dat ze zou inzien dat ze alle mogelijkheden zou kunnen zijn, iets wat aan de meeste mensen voorbij gaat.

Er veranderde nog iets toen Hilda naar de spiegel begon te kijken: ik begon me incapabel te voelen bij haar. Ik genoot niet meer van het spel met de weerkaatsingen. Ik werd woedend telkens wanneer ze haar hoofd tijdens de seks optilde om naar zichzelf te kijken en dan wachtte ik af tot ze haar hoofd uit verlegenheid tussen mijn armen zou verstoppen, zoals altijd. Maar het duurde steeds langer en langer. Hilda zocht geen toevlucht meer bij mijn lichaam nadat ze ons had bekeken terwijl we de liefde bedreven. Ze begon me scherpe blikken toe te werpen en nu was zij degene die mij naar haar toe trok. Ik duwde mijzelf met geweld in haar tot ze zichzelf overgaf en tussen mijn handen verdween.