In Keltische mythes is het feeënrijk sprookjesachtig mooi. Het is er een en al honingzoete drank en gezang. Maar je hoeft er maar een nacht te blijven en je mist misschien wel honderd jaar in je eigen wereld.
De tijd verstrijkt inderdaad niet zoals normaal als je op reis bent. Je komt thuis met een brein barstensvol nieuwe stemmen, plaatsen, smaken. Het voelt alsof je een eeuwigheid bent weggeweest. Maar thuis lijkt het wel alsof de tijd heeft stilgestaan.
Mensen vragen me wat ik zoal heb uitgevoerd en de eerste week vertel ik ze dan over het festival. Dat is waar ook, zeggen ze dan, je bent weggeweest. Ik vind het moeilijk om een beschrijving te geven van het festival als geheel. Meestal richt ik me vooral op mijn collega-schrijvers. Ik kan niet wachten om de romans van Aura en Lize te lezen zodra ze in Engeland verschijnen. Ik hoop dat Eline en Siham binnenkort ook vertaald zullen worden.
Maar ik heb het vooral over het genoegen kennis te maken met de vertaler van dit blog. Jeske moest mijn zinnen ontrafelen en ze opnieuw aan elkaar breien in het Nederlands en wat dat betreft heb ik het haar niet makkelijk gemaakt. Van haar leerde ik dat de uitdrukking Beste voetje voor niet letterlijk bestaat in het Nederlands en dat Nederlanders geen vorkbeentjes in tweeën breken. Ik schreef over het voorspellen van de toekomst aan de hand van het schouderblad van een konijn. Jeske heeft een konijn, klein en pluizig en springlevend. Ik voelde me er schuldig over dat ze die passage had moeten vertalen. Dus eenmaal weer thuis dacht ik na over vrolijkere voorbeelden van konijnenfolklore.
Heksen vermomden zich door de vorm van konijnen en hazen aan te nemen. Zeelui waren bang voor ze. Maar volgens sommigen brachten konijnen ook geluk. Vandaar het bekende geluksamulet, het konijnenpootje. Uiteraard is het weinigen ontgaan dat de desbetreffende konijnen wat minder geluk hadden. Geen van alle weetjes die Jeske zouden aanspreken.
Toen stuitte ik op het volgende. Aan het begin van de twintigste eeuw geloofde Engelse kinderen dat het geluk bracht om ‘Wit konijn’ te zeggen. Dit geloof bleef in verschillende vormen tot in het interbellum bestaan. Sommige kinderen zeiden ‘Zwart konijn’ voor het slapengaan. Anderen herhaalden het woord drie keer: ‘Konijn, konijn, konijn’. De kinderen die in de jaren twintig met lome lippen ‘Zwart konijn’ fluisterden en de kinderen die luidkeels ‘Wit konijn’ zongen onder de zon, groeiden stuk voor stuk op in angstaanjagende tijden. Ik geloof niet dat de lettergrepen ze beschermden tegen gevaar. Maar ik hoop dat ze enige troost boden.
Als schrijver spreekt het idee dat een woord op zich geluk kan brengen mij bijzonder aan. Konijn is een prettig woord, het wipt van de tong. Ko-nijn, het springt zo je keel uit. Het sprongetje is geruststellend. Probeer het zelf maar eens. Wit konijn. Wit konijn. Wit konijn.