Annelies Kin
Raccontami la notte in cui sono nato
27-06-2016

Hij moet het heel stil hebben gezegd, bijna op fluistertoon, want de eerste keer hoorde ik het niet. Misschien was er te veel lawaai. Dus herhaalde hij het luider, geïrriteerd, ditmaal met mijn naam erbij – ik schrok. Het leek allemaal compleet verzonnen, onwerkelijk: zoals bij van die grappen waar je heel lang ernstig onder blijft. Ik nam mijn tijd. Hij bleef wegkijken. Op dat moment begonnen de contouren van de dingen traag, meedogenloos te vervagen. Zoals toen het jongetje-met-de-pleister-op-het-linkeroog dat ik vroeger was, aan druppelmarteling werd onderworpen. Minuten verstreken en ik merkte dat ik alleen de grootste woorden op de boeken en kranten om me heen kon lezen – tot ook die traag, meedogenloos verdwenen, in een mist die de naam op mijn rugzak, de wijzers van mijn horloge en zelfs de vorm van mijn handen opslokte. Dit verhaal is niet lachwekkend of verdrietig, dacht ik.

Dit verhaal van Juffrouw F. die zwanger raakt is zo vreemd, zo onvoorzien. Zo onrechtvaardig ook: alsof het niet waar kan zijn. Toen dacht ik: je kon zo ver uit mijn buurt blijven als je wilde, Juffrouw F., je kon mij vergeten als je dat wilde, ergens anders gaan wonen, de verste plek uitkiezen, je kon Montesilvano, Rhodos, Cuba kiezen: dat zijn plaatsen die je kent, maar wat voor zin heeft dat? Niets meer aan te doen. Na de vragen probeert de gedachte tot meerdere regionen van mijn geest door te dringen, maar ze ondervindt weerstand op een plek die bevroren lijkt – een koud oord waar woorden niet gedijen.

 

Het blijft regenen. Buiten heb je de Piazza dei Cinquecento, vol bewegende paraplu’s, en in de lucht – donker, dreigend nu – de geometrische vlucht van de spreeuwen. Vogelmest en water op de trottoirs; het gele opschrift van bus 714 die zich weifelend van de stoep losmaakt, terwijl de novembermiddag onverwachts eindigt, als was hij opgeslokt door zichzelf.

Een thee graag, zeg ik tegen de jonge serveerster wier gezicht een en al vlekken en pukkels is. Citroen of melk, vraagt zij. Citroen, antwoord ik, en al die tijd heeft Filippo geen woord gezegd. Dan, plots, praat hij tegen me: zeg iets. Filippo, Filippo, zou ik hem willen vragen, wat is er ginds te zien? De dienstregeling van de treinen? De systematiek van de vertragingen? De mooie meisjes, zoals ze met zware koffers in de weer zijn?

Dat Juffrouw F. zwanger is, kan je niet onverschillig laten als je van je zeventiende tot je twintigste verliefd op haar bent geweest. Hoewel hij op tijd en stond zijn best heeft gedaan om dat koppig te onderdrukken, zou verdringen hem op dit moment niet helpen. Het wissen van behoorlijk wat sporen uit zijn geheugen en uit zijn lades van zijn band met haar ook niet. De bioscoopkaartjes bijvoorbeeld, en de warmte van slecht getimede omhelzingen, zij met haar rug tegen haar rode Twingo.

En hoe heeft zij het opgenomen?

Dat is de enige zin die ik, na ruim een minuut, kan uitbrengen – de makkelijkste. En Filippo, die tegenover mij zit, lijkt al opgebeurd. Misschien denkt hij: ha, dat is een stap vooruit. Hij glimlacht nauwelijks en zegt: goed. En jij? dring ik aan, hoe heb jij het opgenomen? Hij antwoordt:

ik, dat was niet voorzien.

 

Hoofdstuk 1

Filippo Magi heb ik leren kennen toen ik op de reusachtige virtuele markt die eBay heet op zoek was naar een oud en onvindbaar kinderboekje met illustraties van Richard Scarry. Lang heb ik me afgevraagd waar het gebleven was. Er was geen spoor van op de volgestouwde, stoffige schappen op zolder, niet in de donkere kasten van mijn grootouders, en ook niet onder de onopgemaakte bedden van mijn neefjes. Ik was er erg aan gehecht en was het zelfs dankbaar: het had me gezelschap gehouden in de lege momenten van mijn late kindertijd.