Terwijl ik dit schrijf in Madrid, staan er in Amsterdam tweehonderdtwintig appartementen te huur met een badkamer voorzien van ligbad. Tweeëndertig met open haard. Vierentwintig met ligbad en open haard. Dertien appartementen zelfs op goede plekken, met ligbad, open haard en balkon. Die laatste zijn helaas voor een schrijver niet te betalen.
Dat weet ik allemaal omdat ik al een paar uur op zoek ben naar een huis in Amsterdam. In die korte tijd heb ik wat Nederlands leren spreken, of in elk geval leren schrijven: te huur, ligbad, open haard, balkon. Woorden die ik niet kan uitspreken en over tien minuten weer vergeten ben, niet alleen omdat het blindvaren op Google Translate ons gemakzuchtig maakt, maar ook, en dat vooral, omdat ik ze verder niet nodig heb.
Want ik wil niets huren in Amsterdam. Ik ga er alleen de twee dagen heen vóór het Crossing Borderfestival in Den Haag en een hotel heb ik al, dank je. Ik heb er gewoon weer eens aan toegegeven. Aan mijn grote zwakte: compulsief huizenkijken. Dat doe ik als ik niet schrijf. En vooral als ik wel zou moeten schrijven. Zo ga ik mijn verantwoordelijkheden uit de weg. Uitstelgedrag noemen ze dat. Zelf houd ik het erop dat anderen, nou ja, candycrushen.
Dit keer duurt het tot ik opsta om koffie te gaan zetten. Een stem die ik mijn innerlijke oma noem, maakt van dat moment gebruik om me – vriendelijk en opgeruimd zoals alleen oma’s dat kunnen – wijze raad te geven: ‘En als je nou in plaats van die appartementen eens je reis ging plannen?’
Hm…
Die suggestie is voor mij lichtelijk revolutionair, want al mijn organisatietalent stop ik normaalgesproken in onrealistische of onmogelijke zaken. Ik schrijf fictie, daar begint het al mee. En als ik op reis ga, ga ik zonder Lonely Planet. ‘Met de stroom mee,’ zei ik als puber en een betere uitdrukking heb ik er nog steeds niet voor. (Mijn moeder wel: ‘Laia reist als een koffertje.’)
Toch heb ik de laatste jaren beetje bij beetje, door osmose, geleerd dat het best leuk kan zijn om een plan te hebben. Ik ben namelijk met een Amerikaan getrouwd en dan weet je het wel. Twee weken geleden maakten we een reisje naar Lissabon. Hij wilde fado’s horen in buurt zus en weet-ik-veel-wat-voor likeur drinken in kroeg zo. Ik wilde ‘wat rondlopen’. Mijn man reist zoals ik schrijf: wetend dat zodra je afdwaalt van het concrete, het literaire gehalte onvermijdelijk afneemt. Omgekeerd reis ik zoals ik uitstel: vastberaden richtingloos.
Als ik terugkom uit de keuken ben ik er heilig van overtuigd dat ik dit keer een ander mens ben. Iemand die bij aankomst in Nederland prompt uitroept: ‘Ik wil graskaas eten!’ Ja, spreek ik mezelf toe: genoeg met dat gestroom. Ik ga precies plannen wat ik allemaal wil zien op het festival en in Amsterdam, ik zal niet te vermurwen zijn, ik maak een powerpoint. Nou oké, hoe powerpoint werkt weet ik niet, maar ik schrijf alles wel op in een boekje.
Tijdens Crossing Border staan er vijfenzestig literaire activiteiten op het programma. Achtentwintig muzikale optredens. Tien specials (waarom ze specials heten weet ik niet, want sommigen ervan hebben net als de rest ook met muziek of boeken te maken). Daarnaast zullen er in de wandelgangen scholieren hun gedichten voordragen en sneltekenaars portretten maken, polaroids in potlood. En alsof dat nog niet genoeg is, zal tattooshop TUIG ‘tijdelijke literaire tattoos’ zetten.
Dat weet ik allemaal omdat ik al twee uur lang de festivalwebsite afstruin en alles opschrijf in mijn boekje. Innerlijke oma spint tevreden. Ze voelt zich nuttig. Zelf ben ik zowat hysterisch. Al die schrijvers, en al die goeie muziek! En dan heb ik het nog niet eens over de twaalf vertalers en drie andere auteurs die meedoen aan The Chronicles. Het wordt een feest.
Tot dan, beste mensen! Jullie zullen me wel herkennen aan mijn tijdelijke literaire tatoeage. Ik neem er een in het Nederlands: huis gezocht.