Lieve vrienden,
Hoe is het met jullie? Hoe waren de afgelopen dagen? Zijn jullie nog allemaal samen in Amsterdam of zijn jullie uiteengeslingerd door de centrifugale kracht van de maalstroom die ons leven bepaalt? Hebben jullie al van de verboden vrucht geproefd?
Het is nog geen twee weken geleden dat het festival is afgelopen en toch komt het me voor als een kleine eeuwigheid – als je me deze oxymoron toestaat. Het zal de afstand zijn. Ik bevind me weer op 11.500 kilometer van jullie, waar de eerste tekst – en ook deze die de vorm heeft van een laatste brief – ooit begonnen is. Tijd en ruimte, de hele geschiedenis van de filosofie draait om die twee grootheden, dus ik brand mijn vingers liever niet aan een gebied waar ik niet bekend mee ben, maar het is wel zo dat ergens ver van verwijderd zijn ook invloed heeft op je tijdsbeleving: alles lijkt lang geleden, van vervlogen tijden; herinneringen verkleuren zoals de twintigste-eeuwse foto’s die onze moeders in een kistje bewaren. Maar afstand is niet alleen een tijdswaan of een ruimtelijke fantasie; in wezen is een echo van taal. Het Nederlands (holandés, zeggen we hier) blijft doorklinken als een lied dat eindigt in een fade out, in een slepende, wegkwijnende fade out, die zich op wilskracht halsstarrig verzet, voortduurt. In mijn hoofd klinkt een refrein: een man is geen hobby, een man is geen hobby. Het zijn versregels van Radna Fabias die ik haar bij twee gelegenheden hoorde voordragen op Crossing Border, de eerste keer in het Engels en de tweede keer in haar eigen taal. Beide versies maakten een diepe indruk op mij, maar om een of andere reden heeft de tweede versie zich in mijn onbewuste vastgeslagen als een heipaal, als een anker. Woorden die we niet kunnen begrijpen hebben iets verleidelijks. De taal, plots gestript van haar communicatieve karakter, van haar behoefte om iets over te brengen, opereert nu op een puur esthetisch, bijna emotioneel niveau. Een man is geen hobby. Het is als de muziek van de wind, de witte ruis die ik meebracht naar mijn verre Argentinië.
Voor de rest wil ik jullie vertellen, als in een medisch logboek en omdat dit uiteindelijk een tekst over tijd en ruimte is, dat ik de zwaarste jetlag van mijn leven heb gehad, waarvan ik nog maar net hersteld ben. Ik heb alle voorzorgsmaatregelen die ik op internetfora kon vinden stuk voor stuk opgevolgd: de nacht voor de vlucht goed slapen, veel water drinken, je benen strekken in het gangpad van het vliegtuig en vooral een raad die heel abstract was en daarom fascinerend: je hersenen doen geloven dat je al op de plek van bestemming bent. Enfin, de conclusie is dat ik heb gevaald. Ik heb alles gedaan en ik heb gefaald. Toen ik aankwam, schitterde de Latijns-Amerikaanse zon als een steekvlam die mijn hoofd in de fik zette en mijn lichaam stortte in elkaar. De eerste dagen was ik net een zombie die was teruggekeerd uit de onderwereld. Nu ik ben hersteld zou ik toch zeggen dat het een interessante ervaring was: mijn lichaam was ervan overtuigd dat het nacht was, mijn hoofd dat het dag was en dat plaatste mij in een limbo, een beetje alsof ik onzichtbaar was, alsof ik me nergens bevond of juist overal tegelijk was. Het klinkt een beetje warrig, maar het wás ook warrig. Ik zal het op een ander moment beter proberen uit te werken.
Voor nu groet ik jullie en ik hoop dat we elkaar snel weer zien.
Dikke knuffel!
M.L.