Elise Kuip
De schrijver en ik
BY Yan Ge
18-11-2012

Ik heb een kater, dus wat je hier leest staat niet per se in de juiste volgorde.

 

Vlak voor ik mijn diploma haalde ging ik bij mijn vader eten. Hij vroeg me, ‘Wat ga je doen als je bent afgestudeerd?’ ‘Wat ik ga doen?’ vroeg ik verbaasd. ‘Door met schrijven natuurlijk.’

Hij was eventjes stil en zei toen: ‘Dat kan niet. Schrijven is geen echt werk. Of je moet een serieuze baan vinden, of je moet op de universiteit blijven. Schrijven doe je als hobby, daar kan je niet van leven.’

Op weg naar de kroeg vertelde ik dit aan Ahmed. ‘Ik snap wat je bedoelt,’ zei hij tegen me. ‘Ik kom uit een doktersfamilie.’

We gingen naar binnen en dronken wat.

 

 

Lacans uiteenzetting over de ‘spiegelfase in de ontwikkeling’ is prachtig en heel poëtisch. Door zichzelf in de spiegel te bekijken brengt een baby langzaam, geleidelijk, nieuwsgierig de delen van haar lichaam met elkaar in verband en wordt zo een geheel, wordt een persoon, wordt een zelf.

Met andere, vagere, woorden, we worden onszelf door de blik van anderen. Met andere woorden, wat wij het zelf noemen is in de basis niet tastbaar; het is eenvoudigweg een synthese van informatie die uit andere bronnen is verkregen.

De reden waarom ik dit hier neerzet is omdat ik deze column voor een grote, glinsterende spiegel schrijf. Eerlijk gezegd leidt dat ontzettend af.

 

 

De ideeën hieronder bezorgen me vaak de rillingen:

In mijn hele familie heeft iedereen die naar de universiteit is geweest Chinees gestudeerd. Op een bepaald moment besloot iedereen dat er naast alle leraren Chinees, redacteuren en verslaggevers in onze familie ook een schrijver nodig was. Mijn oma dacht hier dus vele avonden diep over na en koos een naam voor me uit die geknipt was voor een schrijver. Mijn opa dwong me dus na schooltijd een exemplaar van Bloemlezing uit de klassieke werken met me mee te slepen. Het boek woog dieplood, maar hij zei tegen me dat ‘iemand die Bloemlezing uit de klassieke werken niet heeft gelezen zichzelf geen auteur mag noemen.’ Mijn moeder las dus elke dag na het avondeten geduldig met me. Liedteksten uit de Song-dynastie, essays van Su Dongpo… als we bij de emotionele hoogtepunten belandden huilde ze zelfs een beetje.

Tot op zekere hoogte ben ik niet ik omdat ik er nog nooit in mijn leven bij heb stilgestaan of ik wel echt een schrijver wil zijn.

Het engste is nog is dat ik daadwerkelijk geloof dat ik zelf de beslissing heb genomen om schrijver te worden.

 

 

Ik heb nauwkeurig zitten rekenen:  vaak, meer dan 40% van de tijd zelfs, blijk ik opeens iets te doen omdat andere mensen naar een schrijver willen kijken. Op goede dagen betekent dit dat mensen de schrijfster die ‘Yan Ge’ heet willen zien en moet ik naar een signeersessie, of een lezing, of een interview. Op slechte dagen willen mensen zich slechts vergapen aan een schrijver. Ik ben verschrikkelijk slecht in het doorzien van kleine listen en besef vaak pas bij de deur van een privé-eetzaal dat het verdomme weer een themafeestje is met ‘bekijk de schrijfster’ als thema.

Op de afterparty vertelde ik dit aan Philip. De muziek stond hard, dus ik riep in zijn oor: ‘Ik ben geen gastvrouw in een club!’

Philip knipperde mysterieus met zijn ogen en zei tegen me: ‘Dat weet ik ook wel, maar dat is nou eenmaal hoe China in elkaar zit. Als dat soort mensen geen schrijfster kunnen vinden ritselen ze een buitenlander om aan te gapen.’

Blijkbaar hebben we het allebei al eens meegemaakt. We proostten en namen een slok van ons drankje.

 

 

Sociologisch gezien zijn openbare dierentuinen erg belangrijk. Dieren zijn uit de mensenwereld van vandaag verdwenen en vervangen door dierentuinen. Een dierentuin is een plek waar mensen beesten ter observatie en vermaak samenbrengen en categoriseren. Als je dieren op leefgebied indeelt en ze als toeschouwer bekijkt zie je een ander die zichzelf heeft overgegeven en volledig ondergeschikt is gemaakt.  En vanuit het oogpunt van de dieren: hun zuurstof, hun uitzicht, hun plek, hun eten – alles, alle bewegingen die hun beperkte vrijheid hen toestaat – door deze dingen raken ze gewend aan hun dierentuin. Langzaamaan beginnen ze zelfs de noodzaak te voelen om bekeken te worden, bedacht te worden, gesymboliseerd te worden, bekogeld te worden met eten door een schreeuwend kind.

Nu we het er toch over hebben, mijn lievelingsdier is trouwens de olifant.

Elise Kuip
Oma en ik 2
29-11-12

Lieve oma,

Ik heb besloten u een brief te schrijven om u er alles over te vertellen. Nee, u hoeft uw leesbril niet tevoorschijn te halen of op zoek te gaan naar een zaklamp voor beter licht. Ik weet dat u de laatste tijd moeite heeft met lezen, dus dat zal ik u niet aandoen. Gaat u maar gewoon zitten, gaat u maar gewoon in die groene leunstoel zitten die u zo fijn vind, dan ga ik tegenover u zitten en zal ik de brief aan u voorlezen.

Lieve oma, wat bent u aan het doen? Ik weet het niet. Het vliegtuig is ongeveer drie uur geleden van Schiphol vertrokken. In de cabine zijn de passagiers in slaap gedommeld. We vliegen van west naar oost, achtervolgen de opkomende zon net als Kuafu of Icarus. Ik heb het scherm van het vliegtuigraampje helemaal naar beneden getrokken omdat het felle zonlicht pijn deed aan mijn ogen. Ik weet niet hoe laat het is, niet hoe laat het is in Amsterdam en niet hoe laat het is in China. Dit tijdstip hier, waar ik ben, is zo klein en ver weg dat het nauwelijks bestaat. Oma, hier boven in de lucht mis ik u en daarom heb ik besloten u een brief te schrijven.

Ik wil u er alles over vertellen, maar het is moeilijk om het allemaal in deze brief te krijgen. Ik denk dat ik moet beginnen bij – herinnert u zich het kruispunt bij ons in de buurt? Die ene met wegen naar het noorden, oosten, zuiden en westen, waar u ooit tegen me zei ‘als je twee uur bij dit kruispunt blijft zitten zie je iedereen uit de stad voorbijkomen.’ – ik was maar vijf dagen in Nederland en toch lijkt het of ik alle mensen en alle verscheidenheid ter wereld heb gezien: een geleidelijk uit de mist verrijzende figuur die Bijbelcitaten zingt, haar wijsheid zo warm als de wind uit het zuiden; een sierlijke en zachtaardige kat die onze schrijfsels naar hun bestemming brengt, zelfs naar de meest gesloten harten; de wilde gans die door de herfstlucht snijdt, die onze woorden op de ongerepte maan tracht te schrijven; de reiziger die op een steen uitrust in de hete zon, waarbij het stof dat neerdaalt op zijn rugzak deel wordt van zijn bagage; de matroos die zijn geliefde bootje aanmeert bij oude zeehutten onder het fluiten van een melodieus liefdeslied; en de energieke wielewaal die slechts haar kopje uitsteekt om de jadegroene wilgen te zien, nog altijd niet beseffend dat ze de mooiste stem ter wereld heeft; de timide fluitspeler met een roos in zijn knoopsgat, die kinderen het bos in leidt om hen de waarheden van onze voorouders te leren; en vergeet het ranke hert en de gracieuze laurier niet, die slechts aan de kant van de weg hoeven stil te houden om je te hypnotiseren; en de dokter in haar felgekleurde jas die de handen van slachtoffers vasthoudt, woorden plengt die veranderen in een verzachtend medicijn; natuurlijk herinnert iedereen zich de goochelaar en zijn assistent, die hetzelfde gekleed zijn en hetzelfde praten maar trucs opvoeren die niemand ooit eerder zag: aan het einde van de voorstelling kan het publiek slechts naar adem snakken. Ze zijn vergeten wie van de twee nou wie is.

Ik weet niet zeker, oma, of u begrijpt wat ik bedoel? U zegt dat u het begrijpt? U zal in ieder geval knikken. Oké, dan ga ik verder: dan heb je mij nog. Toen we afscheid namen gaf ik iedereen een knuffel. We schudden niet alleen maar handen zoals in China, ziet u. Iedereen daar geeft elkaar een knuffel bij het afscheid. Maar het geheim dat ik alleen aan u zal vertellen: toen ik knuffels gaf en afscheid van hen nam liet ik een deel van mezelf in de vouwen van hun kleding, in hun handtassen of in de lokken van hun haar vallen.

Ik zit leeg in het vliegtuig, ik staar naar mijn handpalmen en wens voor de juiste woorden om dit gevoel aan u te omschrijven. Inderdaad, precies zoals u altijd zegt, ‘goed, goed, jij bent mijn ogen. Ik ben al oud en ik kom nergens meer, maar jij kan voor mij een heleboel dingen gaan bekijken.’ Dat is hoe het zit, ik heb expres een deel van mijzelf bij die verre mensen verborgen terwijl we afscheid namen. Omdat ik wil dat ze me meenemen om meer werelden te zien die verder weg, mooier, tragischer en uiteindelijk zelfs duisterder zijn, zoals de stilte voor de dood.

Lieve oma, ik heb het allemaal in deze brief neergeschreven. Ik denk dat u beter zal begrijpen wat ik bedoel dan wie dan ook – nu ga ik een tijdje slapen en wachten tot het vliegtuig landt, dan ga ik naar huis en daarna kom ik tegenover u zitten en zal ik u deze brief voorlezen. In de tranen die ik laat zal u dan de geheimen zien die ik niet heb opgeschreven.

 

Uw kleindochter Yuexing

De schrijver en ik
18-11-12

Ik heb een kater, dus wat je hier leest staat niet per se in de juiste volgorde.

 

Vlak voor ik mijn diploma haalde ging ik bij mijn vader eten. Hij vroeg me, ‘Wat ga je doen als je bent afgestudeerd?’ ‘Wat ik ga doen?’ vroeg ik verbaasd. ‘Door met schrijven natuurlijk.’

Hij was eventjes stil en zei toen: ‘Dat kan niet. Schrijven is geen echt werk. Of je moet een serieuze baan vinden, of je moet op de universiteit blijven. Schrijven doe je als hobby, daar kan je niet van leven.’

Op weg naar de kroeg vertelde ik dit aan Ahmed. ‘Ik snap wat je bedoelt,’ zei hij tegen me. ‘Ik kom uit een doktersfamilie.’

We gingen naar binnen en dronken wat.

 

 

Lacans uiteenzetting over de ‘spiegelfase in de ontwikkeling’ is prachtig en heel poëtisch. Door zichzelf in de spiegel te bekijken brengt een baby langzaam, geleidelijk, nieuwsgierig de delen van haar lichaam met elkaar in verband en wordt zo een geheel, wordt een persoon, wordt een zelf.

Met andere, vagere, woorden, we worden onszelf door de blik van anderen. Met andere woorden, wat wij het zelf noemen is in de basis niet tastbaar; het is eenvoudigweg een synthese van informatie die uit andere bronnen is verkregen.

De reden waarom ik dit hier neerzet is omdat ik deze column voor een grote, glinsterende spiegel schrijf. Eerlijk gezegd leidt dat ontzettend af.

 

 

De ideeën hieronder bezorgen me vaak de rillingen:

In mijn hele familie heeft iedereen die naar de universiteit is geweest Chinees gestudeerd. Op een bepaald moment besloot iedereen dat er naast alle leraren Chinees, redacteuren en verslaggevers in onze familie ook een schrijver nodig was. Mijn oma dacht hier dus vele avonden diep over na en koos een naam voor me uit die geknipt was voor een schrijver. Mijn opa dwong me dus na schooltijd een exemplaar van Bloemlezing uit de klassieke werken met me mee te slepen. Het boek woog dieplood, maar hij zei tegen me dat ‘iemand die Bloemlezing uit de klassieke werken niet heeft gelezen zichzelf geen auteur mag noemen.’ Mijn moeder las dus elke dag na het avondeten geduldig met me. Liedteksten uit de Song-dynastie, essays van Su Dongpo… als we bij de emotionele hoogtepunten belandden huilde ze zelfs een beetje.

Tot op zekere hoogte ben ik niet ik omdat ik er nog nooit in mijn leven bij heb stilgestaan of ik wel echt een schrijver wil zijn.

Het engste is nog is dat ik daadwerkelijk geloof dat ik zelf de beslissing heb genomen om schrijver te worden.

 

 

Ik heb nauwkeurig zitten rekenen:  vaak, meer dan 40% van de tijd zelfs, blijk ik opeens iets te doen omdat andere mensen naar een schrijver willen kijken. Op goede dagen betekent dit dat mensen de schrijfster die ‘Yan Ge’ heet willen zien en moet ik naar een signeersessie, of een lezing, of een interview. Op slechte dagen willen mensen zich slechts vergapen aan een schrijver. Ik ben verschrikkelijk slecht in het doorzien van kleine listen en besef vaak pas bij de deur van een privé-eetzaal dat het verdomme weer een themafeestje is met ‘bekijk de schrijfster’ als thema.

Op de afterparty vertelde ik dit aan Philip. De muziek stond hard, dus ik riep in zijn oor: ‘Ik ben geen gastvrouw in een club!’

Philip knipperde mysterieus met zijn ogen en zei tegen me: ‘Dat weet ik ook wel, maar dat is nou eenmaal hoe China in elkaar zit. Als dat soort mensen geen schrijfster kunnen vinden ritselen ze een buitenlander om aan te gapen.’

Blijkbaar hebben we het allebei al eens meegemaakt. We proostten en namen een slok van ons drankje.

 

 

Sociologisch gezien zijn openbare dierentuinen erg belangrijk. Dieren zijn uit de mensenwereld van vandaag verdwenen en vervangen door dierentuinen. Een dierentuin is een plek waar mensen beesten ter observatie en vermaak samenbrengen en categoriseren. Als je dieren op leefgebied indeelt en ze als toeschouwer bekijkt zie je een ander die zichzelf heeft overgegeven en volledig ondergeschikt is gemaakt.  En vanuit het oogpunt van de dieren: hun zuurstof, hun uitzicht, hun plek, hun eten – alles, alle bewegingen die hun beperkte vrijheid hen toestaat – door deze dingen raken ze gewend aan hun dierentuin. Langzaamaan beginnen ze zelfs de noodzaak te voelen om bekeken te worden, bedacht te worden, gesymboliseerd te worden, bekogeld te worden met eten door een schreeuwend kind.

Nu we het er toch over hebben, mijn lievelingsdier is trouwens de olifant.

Mama en ik
17-11-12

Vandaag schrijf ik niet verder aan het verhaal over mijn oma, want vandaag is de eerste dag van Crossing Border. Ik was al heel vroeg wakker, of misschien heb ik wel helemaal niet geslapen. Dat is nou eenmaal hoe het gaat: slapeloosheid, drankzucht, bloedwraak – de basisingrediënten van het schrijversvak.

Vanaf vandaag zal ik een goed mens zijn. Toen ik in de lift stond om naar beneden te gaan voor het ontbijt kwam ik een meisje tegen dat ook vroeg op was. Het was net na half zeven en ze sleepte haar koffer naar beneden om te vertrekken en ergens anders heen te gaan. Ze zag erg bleek, alsof ze niet goed had geslapen. ‘Mooie sjaal heb je om,’ zei ik tegen haar. Ze schrok van het geluid van mijn stem en keek me verbaasd aan, alsof ik een of andere duistere geest was zonder enige kledingsmaak. Ik deed alsof ik het niet merkte en glimlachte naar haar.

Vanaf vandaag, zelfs als de hemel naar beneden komt, ga ik naar buiten om te wandelen. Dus daar ging ik. In de lobby was niemand die ik kende dus ik vroeg de weg naar de Koninklijke Schouwburg en vertrok in mijn eentje in die richting. Het was koud buiten. Een Aziatische jongen stond langs de kant van de weg een sigaret te roken. Een groepje kinderen rende opgetogen over het plein, als net losgelaten engelen. Ik ging over een brug, sloeg rechtsaf en liep toen weer rechtdoor. Ik had deze route de afgelopen drie dagen al zeven of acht keer afgelegd en eindelijk had hij zich gewonnen gegeven. Het volgen van deze vaste route voelde vandaag als het terugkeren naar een vertrouwde thuisbasis.

Vanaf vandaag zal ik voorzichtiger zijn, zoals ze in vroeger tijden zeiden: ‘inspecteer uzelf drie maal per dag.’ Ik zal te allen tijde nadenken over mijn woorden en daden. Toen ik terugkwam in het hotel kreeg ik een mailtje van Philip, de vertaler. Het was pas tien uur en hij had zijn vertaling van de column van vandaag al klaar. ‘Ben je soms stiekem een robot? Wie heeft je naar beneden gestuurd om de aarde aan te vallen?’ wilde ik hem schrijven, maar na even te hebben nagedacht liet ik dit idee toch maar los.

Vanaf vandaag zal ik me niet meer als een eenling gedragen. Ik ga meer tijd doorbrengen met andere mensen. Uiteindelijk vond ik Wiam en Marek ’s middags in de lobby. Laten we een wandeling gaan maken,’ zei Wiam. ‘Oké’, antwoordde ik gelijk, in de hoop dat ze me meteen in haar zak zou stoppen en me weg zou voeren.  We vertrokken voor een bijzondere maaltijd waarbij ik mijn rijstverbod verbrak. Ik eet al acht jaar geen rijst meer. We kletsten een tijdje, Cairo, Praag… Als kinderen die terugkomen na Halloween openden we onze zakken een stukje en lieten onze kameraden een glimp opvangen van de zoetigheden die we hadden verzameld. Snoep is zoet, maar het is niet alles.

Vandaag ben ik doodop. Maar de kermis is begonnen en er waren veel dingen die we wilden zien. De Koninklijke Schouwburg was afgeladen met allerhande mensen. Ik weet zeker dat ze allemaal hun eigen verhaal hebben, maar ik had niet genoeg tijd om dat aan elk van hen te vragen. Marek nam me mee naar de andere schrijvers en vertalers en daar schudden we handen, gaven we lezingen, beantwoordden vragen, lachten, spraken een wirwar van talen die we kenden en die we niet kenden. Hierna besloten Nicky en ik om naar een band te gaan die Daughter heette. Ik kende ze niet, maar ze beweerden in ieder geval iemands dochter te zijn. Terwijl we daar in het donker stonden was er helemaal niemand te zien. Toen werd het podium plotseling verlicht door een lichtbundel die op de zangeres scheen. Ze zong met een fluwelen stem een langzaam nummer: mother, zong ze, mother.

Dat deed me duizelen, alsof een minnaar een mes had gepakt en hem door mijn hart boorde. Omringd door de duisternis merkte ik opeens dat ik stond te huilen. Nicky zag het en klopte op mijn schouder. Ik vond een tissue en droogde snel mijn ogen.

‘Wat ben je toch een gevoelig kind,’ zei mijn moeder ooit tegen mij. Acht jaar geleden, toen ik natuurlijk nog helemaal niet wist dat ik naar het Crossing Border-festival in Den Haag zou gaan, bracht ik een hele dag met mijn moeder door in haar ziekenhuiskamer. We praatten niet veel maar ze hield mijn hand vast. Ze was toen erg mager, niet meer dan een paar grote, donkere ogen die nog steeds glansden en als een hert naar me keken, wachtend.

Op een bepaald moment, ik weet niet precies wanneer, kneep ze in mijn hand en wisten we allebei dat het tijd was. Ze keek me nog één keer aan en sloot haar ogen. Ik heb haar nooit meer gezien.

Yan Ge en ik
16-11-12

Van begin af aan verafschuwt mijn oma het dat ik de naam Yan Ge gebruik. Tien jaar geleden, toen mijn eerste boek verscheen, wees ze naar de omslag en vroeg: ‘Waarom noem je jezelf Yan Ge? Wat is er mis met je echte naam? Is dat soms geen prima naam voor een schrijver? Waarom zou je een pseudoniem gebruiken?’

Het lag voor de hand dat ze dat zou zeggen. Zij heeft mijn naam bedacht. ‘Dai Yuexing.’ Mijn echte naam. Hij is afkomstig uit het gedicht Terug naar mijn boerderij van de dichter Tao Yuanming uit de Jin-dynastie: ‘Ik wied de akkers voor zonsopgang en draag mijn schoffel naar huis in het maanlicht.’ Dai Yue Xing betekent lopen in het maanlicht.

‘Dai Yuexing is een prachtige naam! Perfect voor een schrijver!’ Afkeurend wees ze naar het boekomslag en de naam ‘Yan Ge’.

Ze had geen idee wat voor problemen die de naam me had bezorgd. Mijn hele jeugd haatte ik het dat ik de stakker was die werd uitgekozen door de leraar wanneer hij de namenlijst oplas: ‘Dai Yuexing! Is Dai Yuexing er…? O, ben jij dat. Interessante naam.  Kom maar naar voren en maak deze som.’ Enzovoorts.

Hoe vaak heb ik wel niet gewenst dat ik gewoon een Jane Smith of Jo Bloggs was, een naam die zich kon verstoppen in het midden van de lijst en waarop geen enkel lerarenoog ooit zou vallen. Dus ik noemde mezelf ‘Yan Ge’ en stelde me als volgt aan mensen voor: ‘Yan Ge, Yan als in kleur, Ge als in lied.’ Daar was niets moeilijks aan. Maar oma moest er niets van hebben. Ze zei: ‘Wat voor kleur, wat voor lied? Wat betekent dat in hemelsnaam? Het zegt helemaal niks!’ Met een frons gooide ze het boek op tafel en zuchtte terwijl ze naar de woorden ‘Yan Ge’ keek.

Maar uiteindelijk raakte ze eraan gewend, en naarmate de tijd verstreek zei ze het zelfs af en toe tegen anderen: ‘Ja, inderdaad, ik ben de oma van Yan Ge.’

Maar ze had zich nooit kunnen indenken – en ik had me nooit kunnen indenken –  dat er een dag zou komen waarop niemand ter wereld me meer Dai Yuexing zou noemen. Met name in Engelssprekende landen is DAIYUEXING een onuitspreekbare letterreeks geworden. Dus ik heb geen keus. Het enige wat ik kan doen is zeggen: ‘Noem me maar Yan Ge, of, nog makkelijker, Yan.’

Vanmiddag hebben we het over taal gehad, wij schrijvers en vertalers. We hadden het over lettergrepen en de betekenissen die ze weergeven en over de kloof tussen die twee. ‘Taal is slechts vorm; het heeft geen inhoud.’ Deze gewaagde en trieste uitspraak deed De Saussure al lang geleden.

Mij oma heeft natuurlijk nog nooit van De Saussure gehoord. Ze weet zelfs niets over mijn transformatie in ‘Yan’. Het is allemaal al te lang geleden. Ik kan haar mijn verdriet, ergernissen en teleurstelling niet uitleggen. Als een heks in een primitieve samenleving heb ik mezelf keer op keer in ‘Yan Ge’ of ‘Yan’ veranderd, zo vaak dat ik haar door haar te spelen nu ook echt ben geworden. De Saussure had nooit kunnen bedenken dat ik mijn eigen inhoud met slechts twee lettergrepen zou kunnen veranderen.

Net als andere kinderen die ver van huis zijn vertel ik mijn oma alleen maar dingen waar ze blij van wordt. Ik zal haar vertellen dat Den Haag een prachtige stad is; ik zal haar vertellen dat iedereen die ik heb ontmoet aardig, warm en geweldig is. Wat ik haar niet zal vertellen is dat ik toen ik in alle vroegte wakker werd in dit vreemde hotel een e-mail zag van mijn vader. Hij zei dat hij had gedroomd dat hij en ik een strandwandeling maakten maar dat hij me toen opeens niet meer kon vinden en wakker schrok. Daarna kon hij niet meer slapen.

Later ging ik inderdaad naar buiten voor een wandeling . Het was nog geen acht uur en er hing een dichte mist in de straten, alsof er niemand anders was – alleen Yan Ge en ik. Ik had geen keus dan met haar verder te leven.

Ik liep een flink eind voor ik weer omkeerde.

Oma en ik
05-11-12

Mijn oma is 85. Voor de revolutie was ze actrice bij een nationaal toneelgezelschap. Na de revolutie kwam ze terug en gaf ze les in Chinees, muziek en kunst op de enige basisschool in ons stadje. Sinds mijn grootvader is overleden woont ze alleen en elke avond maakt ze een wandelingetje rond haar flatgebouw. Ze schrijft graag gedichten en houdt van lezen. Vorig weekend ging ik terug om haar op te zoeken en haar te vertellen dat ik naar Nederland zou gaan.

‘Nederland? In Europa bedoel je?’ vroeg ze me.

‘Dat klopt,’ zei ik.

‘Ga je in je eentje?’ Ze keek me bezorgd aan. ‘Gaat er niemand met je mee?’

‘O, hemeltjelief!’ lachte ik. ‘Natuurlijk ga ik in mijn eentje!’

‘Ja, dat is ook eigenlijk wel logisch,’ zei ze, alsof ze dat plotseling besefte. ‘Je bent al groot, je kan naar een heleboel plaatsen in je eentje.’

De laatste twee of drie jaar vergeet ze telkens hoe oud ik ben, vergeet ze dat ik volwassen ben, dat ik de basisschool, middelbare school en universiteit al lang geleden achter me heb gelaten.

‘Wat ga je daar doen?’ vroeg ze me plotseling, terwijl we mandarijnen aten en genoten van de middagzon.

‘Er is daar een literatuurfestival,’ legde ik uit. ‘Dat heb ik u net verteld.’

‘Literatuurfestival.’ Ze nam een partje mandarijn en nadenkend over dit woord kneep ze erin met haar vingers. ‘Wat is dat?’

‘Hm.’ Ik dacht eventjes na. ‘Dat is wanneer iedereen bijeenkomt om te praten, een beetje zoals u en uw dichtersvrienden elkaar ontmoeten in het theehuis op dinsdagen.’

‘O.’ Ze kauwde op haar mandarijn. ‘Ga je gedichten voorlezen?’

Daar had ik geen antwoord op. ‘Weet ik niet,’ zei ik, ‘misschien. Ik ga mijn verhalen voorlezen.’

‘Ah,’ knikte ze. ‘Zorg ervoor dat je goed hard voorleest, net als bij gedichten.’

Ik lachte, keek hoe haar ogen zich vernauwden en ze nog een partje mandarijn nam en zei toen: ‘Dat zal ik doen.’

Zo zaten we een tijdje samen. Toen de zon tot onder het raam van haar flat was gezonken en de kamer schemerig werd zei ik: ‘ik moet maar eens gaan.’

‘Goed, goed.’ Haastig stond ze op om me eruit te laten.

‘O,’ ze tuitte haar lippen. ‘Ik ben ook al zo oud, ik begrijp gewoon niet meer wat je allemaal doet. Toen ik jong was, in Shanghai, was ik best modern.’

Ik gaf haar een knuffel, waarbij haar sneeuwwitte hoofd mijn borst raakte. Ik weet niet wanneer het is begonnen, maar elk jaar krimpt mijn oma verder. Vroeger had ze de lengte en het figuur van een actrice. Ze speelde ooit een regeringsambtenaar uit de Tang-dynastie en een dichteres uit de Song-dynastie.

‘Als ik terug ben zal ik u er alles over vertellen,’ beloofde ik.