Ik heb een kater, dus wat je hier leest staat niet per se in de juiste volgorde.
Vlak voor ik mijn diploma haalde ging ik bij mijn vader eten. Hij vroeg me, ‘Wat ga je doen als je bent afgestudeerd?’ ‘Wat ik ga doen?’ vroeg ik verbaasd. ‘Door met schrijven natuurlijk.’
Hij was eventjes stil en zei toen: ‘Dat kan niet. Schrijven is geen echt werk. Of je moet een serieuze baan vinden, of je moet op de universiteit blijven. Schrijven doe je als hobby, daar kan je niet van leven.’
Op weg naar de kroeg vertelde ik dit aan Ahmed. ‘Ik snap wat je bedoelt,’ zei hij tegen me. ‘Ik kom uit een doktersfamilie.’
We gingen naar binnen en dronken wat.
Lacans uiteenzetting over de ‘spiegelfase in de ontwikkeling’ is prachtig en heel poëtisch. Door zichzelf in de spiegel te bekijken brengt een baby langzaam, geleidelijk, nieuwsgierig de delen van haar lichaam met elkaar in verband en wordt zo een geheel, wordt een persoon, wordt een zelf.
Met andere, vagere, woorden, we worden onszelf door de blik van anderen. Met andere woorden, wat wij het zelf noemen is in de basis niet tastbaar; het is eenvoudigweg een synthese van informatie die uit andere bronnen is verkregen.
De reden waarom ik dit hier neerzet is omdat ik deze column voor een grote, glinsterende spiegel schrijf. Eerlijk gezegd leidt dat ontzettend af.
De ideeën hieronder bezorgen me vaak de rillingen:
In mijn hele familie heeft iedereen die naar de universiteit is geweest Chinees gestudeerd. Op een bepaald moment besloot iedereen dat er naast alle leraren Chinees, redacteuren en verslaggevers in onze familie ook een schrijver nodig was. Mijn oma dacht hier dus vele avonden diep over na en koos een naam voor me uit die geknipt was voor een schrijver. Mijn opa dwong me dus na schooltijd een exemplaar van Bloemlezing uit de klassieke werken met me mee te slepen. Het boek woog dieplood, maar hij zei tegen me dat ‘iemand die Bloemlezing uit de klassieke werken niet heeft gelezen zichzelf geen auteur mag noemen.’ Mijn moeder las dus elke dag na het avondeten geduldig met me. Liedteksten uit de Song-dynastie, essays van Su Dongpo… als we bij de emotionele hoogtepunten belandden huilde ze zelfs een beetje.
Tot op zekere hoogte ben ik niet ik omdat ik er nog nooit in mijn leven bij heb stilgestaan of ik wel echt een schrijver wil zijn.
Het engste is nog is dat ik daadwerkelijk geloof dat ik zelf de beslissing heb genomen om schrijver te worden.
Ik heb nauwkeurig zitten rekenen: vaak, meer dan 40% van de tijd zelfs, blijk ik opeens iets te doen omdat andere mensen naar een schrijver willen kijken. Op goede dagen betekent dit dat mensen de schrijfster die ‘Yan Ge’ heet willen zien en moet ik naar een signeersessie, of een lezing, of een interview. Op slechte dagen willen mensen zich slechts vergapen aan een schrijver. Ik ben verschrikkelijk slecht in het doorzien van kleine listen en besef vaak pas bij de deur van een privé-eetzaal dat het verdomme weer een themafeestje is met ‘bekijk de schrijfster’ als thema.
Op de afterparty vertelde ik dit aan Philip. De muziek stond hard, dus ik riep in zijn oor: ‘Ik ben geen gastvrouw in een club!’
Philip knipperde mysterieus met zijn ogen en zei tegen me: ‘Dat weet ik ook wel, maar dat is nou eenmaal hoe China in elkaar zit. Als dat soort mensen geen schrijfster kunnen vinden ritselen ze een buitenlander om aan te gapen.’
Blijkbaar hebben we het allebei al eens meegemaakt. We proostten en namen een slok van ons drankje.
Sociologisch gezien zijn openbare dierentuinen erg belangrijk. Dieren zijn uit de mensenwereld van vandaag verdwenen en vervangen door dierentuinen. Een dierentuin is een plek waar mensen beesten ter observatie en vermaak samenbrengen en categoriseren. Als je dieren op leefgebied indeelt en ze als toeschouwer bekijkt zie je een ander die zichzelf heeft overgegeven en volledig ondergeschikt is gemaakt. En vanuit het oogpunt van de dieren: hun zuurstof, hun uitzicht, hun plek, hun eten – alles, alle bewegingen die hun beperkte vrijheid hen toestaat – door deze dingen raken ze gewend aan hun dierentuin. Langzaamaan beginnen ze zelfs de noodzaak te voelen om bekeken te worden, bedacht te worden, gesymboliseerd te worden, bekogeld te worden met eten door een schreeuwend kind.
Nu we het er toch over hebben, mijn lievelingsdier is trouwens de olifant.