‘Ik heb nootjes.’
‘Sorry, zo bedoelde ik het niet.’
‘Maar om nou te zeggen dat ik uit Friesland ben gevlucht, of zelfs ontsnapt…’
‘Ik moet zeggen dat het wel enigszins ontregelend was om mezelf als fictie terug te lezen, of hoe zeg je dat.’
‘Hier kan je toch niet op dansen.’
‘Door wie ben je eigenlijk geïnspireerd om die vrouwenmoorden als literaire techniek toe te passen?’
‘Zei ze echt kutgeneratie of zei ze alleen maar generatie?’
‘Die vrouw was zo enthousiast over haar eigen gedicht dat ik de vriendschap heb moeten verbreken.’
‘Nee, maar godverdomme heeft ze wel gezegd, ik zweer het.’
‘Ik had de tram genomen naar Scheveningen.’
‘In New York gaan studeren, dat is pas ontsnappen.’
‘Je hoeft die e-mails toch niet allemaal te lezen, uiteindelijk willen mensen veel liever in het echt met je praten.’
‘Deze orang-oetan zat aan de rand van het bos een doerian te eten in een tuin met fruitbomen.’
‘Oké, twee punten.’
‘Dat meisje zat daar niet op haar gemak, dat zag je.’
‘Iedereen doet het met iedereen. Maar echt.’
‘Zullen we een selfie met dit liedje maken?’
‘Ik wilde voor één keer niet steeds overal op door associëren.’
‘Ik weet nog dat de tram naar Tanthof kwam.’
‘Dat van die titel hadden ze niet gezegd.’
‘Dus de lieve nerd is het ook niet geworden.’
‘Ik geloof wel dat ik jullie nu een stuk beter heb leren kennen.’
‘Niemand kent mij echt.’
‘Schaam je maar niet, het staat allemaal al op internet.’
‘Maar dat van die honing en die rotte vis bedoelde ik als grap.’
‘Opeens liepen er allemaal hele rare types door de wijk. Maar echt raar, weet je. Uit het buitenland.’
‘Iemand nog een snack? Laatste kans.’
‘Ik vind het gewoon echt niet chill als een man mij vertelt wat ik moet doen.’
‘Ik heb nootjes.’
‘Parterre, serre, vide, snap je?’
‘Parterretrap, palindroom.’
‘Oké, twee punten.’
‘Hoe laat vertrekt de lift.’
‘Zij heeft van dat haar waar je de hele tijd aan wilt zitten en dan vraag je er zelf dus ook wel een beetje om.’
‘Niemand kent me echt.’
‘Natuurlijk was ik liever romanschrijver geworden, dan had ik geld kunnen verdienen.’
‘Hoe laat is het ontbijt?’
‘Wordt het nog een keer wintertijd vannacht?’
‘Ik vind dat ik nu al de hele tijd behoorlijk centraal sta.’
‘Misschien begin ik wel telkens mijn zin met ‘ik’ omdat ik wíl dat je geïrriteerd raakt. Ik zeg maar wat.’
‘Mijn banaan is kapotgegaan in mijn tas.’
‘Ik wilde je nog even een hand geven.’
‘Zo kan er toch niemand slapen.’
‘Ik heb nootjes.’
‘Niemand kent me echt.’
‘Soms moet dat.’
‘Dat hekje staat er zo dichtbij dat je haar makkelijk een kus zou kunnen geven, hashtag.’
‘Die andere is grappiger.’
‘Ze lieten ons seks hebben op verschillende plekken tegelijkertijd, ook al liepen ze daarmee het risico om cum shots mis te lopen.’
‘Het is binnen, buiten of onder de grond en je moet kiezen.’
‘Je moet elkaar op zijn minst in verschillende gemoedstoestanden hebben meegemaakt.’
‘Ik begreep het al nauwelijks in het Nederlands.’
‘Luister goed, ik bedoel dit niet positief.’
‘Soms moet dat.’
‘Niemand kent me echt.’
‘Ik was wel geschrokken toen ik het las.’
‘We mogen nog tot kwart over twaalf dingen aanpassen.’
‘Als je iemand in zijn eentje zo zag dansen zou je denken dat hij een stoornis had.’
‘Min twee punten.’
‘Een vriendschappelijke, spuugloze kus in de nek, dat zou toch moeten kunnen.’
‘Vooral de collectieve besluiteloosheid vind ik tekenend.’
‘Toevallig heb je ook echt nog wel zoiets als een binnengrens.’
‘Ik heb nootjes.’
‘Niemand kent me echt.’