Creo que todavía no se los cuento, pero aquí va: ese primer día en La Haya —el día en que caminé 10 kilómetros y conocí Scheveningen—, volví al hotel en un Uber, a eso de las diez de la noche, absolutamente derrotado por esa caminata infinita. Antes de entrar al Mercure, eso sí, me di cuenta de que no había cenado, así que busqué un lugar donde sentarme y comer algo. Caminé —muy lento, por supuesto, ya no había energías—pensando en cómo juntaría ese puñado de palabras en inglés que me permitirían decir algo que tuviera sentido.
Hoe ziet Crossing Border eruit door de ogen van een schrijver? Met The Chronicles ontpoppen opkomende, jonge schrijvers zich tot festivalchroniqueurs. Hun verhalen -van de bijkomende festivalbeslommeringen tot hun grootste literaire of muzikale vondsten en ontmoetingen- worden dezelfde avond gepubliceerd en vertaald door een groep eveneens jonge vertalers op thechronicles.eu. Met dit jaarlijkse writers- and translators in residence programma geeft Crossing Border nieuw talent een podium.
Tijdens het festival krijgen de Chronicles-vertalers bovendien een masterclass literair vertalen aangeboden door het Nederlands Letterenfonds / het Vertalershuis Amsterdam.
De auteurs en vertalers zijn tijdens het festival ook live te bewonderen. Op zaterdag 3 november treden auteurs en vertalers gezamenlijk op tijdens een interview door schrijver, performer en tekenaar Jelko Arts.
Robocobra quartet bestaat uit een bassist, een saxofonist, een klarinettist en een drummer.
Het drumstel is vrij prominent aanwezig, net als de drummer zelf.
Het was een zingende-
Nee, schreeuwende- hij riep, korte kreten, soms in de microfoon, soms ernaast.
Nee, acterende- of was het een performance? Hij liep ook een paar keer van zijn drumstel vandaan (!!).
Of nee, een grappen makende-
Blokje, vierkantje, ruitje
Iets verder van de zee verwijderd, maar dichter bij het gras, vraagt Andrea of we de tekst zo zullen vertalen dat de strekking misschien enigszins verschuift maar de toon hetzelfde blijft, of andersom.
Allebei, allebei!
Toen ik ‘s ochtends, de dag na het festival, mijn tas weer pakte, ontdekte ik mijn sjaal te zijn kwijtgeraakt.
Of ja, ‘mijn’ sjaal.
Hij is, of was (ik weet niet welke werkwoordstijd ik eigenlijk moet gebruiken) van Annemarie. Die ontmoette ik de avond van mijn boekpresentatie op een terras in Amsterdam. Ik zat daar behoorlijk te hoesten, omdat ik altijd te laat ben met het wisselen naar mijn winterjas, en een verkoudheid opgelopen had, Annemarie zat naast me en bestelde een grog – dat kende ik niet, maar is een mengsel van heet water, honing, sinaasappelsap en rum.
„Es ist schrecklich, was in der Türkei gerade passiert.“
„In Den Haag kann man sehr gut asiatisch essen.“
„Warum steht da ein Klavier?“
„Der letzte Zug nach Amsterdam geht um 23.20 Uhr.“
„Lass uns nicht über Erdogan sprechen.“
La palabra se repite en distintos lugares de la ciudad: Jaar. Le pregunto a Heleen —quien está a cargo de la traducción de estas columnas— qué significa jaar en neerlandés y me dice: año. Me quedo pensando. No recuerdo si se lo dije, pero Jaar es el apellido del artista visual chileno más importante de las últimas décadas: Alfredo Jaar. Suena rara la palabra importante, como si estuviera vacía, como si fuera un adjetivo insuficiente para explicar, en realidad, el valor de una obra como la de Jaar: no sólo es muy cotizada en el mercado del arte y se ha expuesto en los museos más relevantes del mundo, sino que es, sobre todo, un trabajo que no deja indiferente a nadie.
Er is een ingang: ‘Ja, nee, ik heb niet echt op het programma gekeken. Waar moet ik zijn?’
Er is een bar: ‘Wilt u twee stappen naar voren doen? Zo komt niemand iets aan de bar bestellen.’
Er is een vloer: ‘Wat is het hier glad, kijk, ik kan glijden, zoals vroeger.’
Er is een garderobe: ‘Wie heeft er tegenwoordig zoiets als een losse euro op zak?’
„Hast du ein Buch gekauft?“
„Ja“, sage ich überglücklich.
(Ich bin nämlich ein bisschen kaufsüchtig.)
„Welches denn?“
„Es ist von Margo Jefferson. Sie ist auch hier auf dem Festival.“
„Cool. Wie heißt es?“
„Sorry?“ sage ich, als hätte ich die Frage nicht verstanden.
Wanneer ik in de deuropening kom staan, is het gesprek al aan de gang. Een man, Ross Raisin, vertelt over een coach – denk ik, even later blijkt het gesprek over voetbalcultuur te gaan – die jongens buiten laat staan, ze vertelt zich uit te kleden en hen met een slang besproeit, met koud water, terwijl ze moeten roepen: ik ben niet schuw, ik ben niet verlegen.
‘Ik heb nootjes.’
‘Sorry, zo bedoelde ik het niet.’
‘Maar om nou te zeggen dat ik uit Friesland ben gevlucht, of zelfs ontsnapt…’
‘Ik moet zeggen dat het wel enigszins ontregelend was om mezelf als fictie terug te lezen, of hoe zeg je dat.’
‘Hier kan je toch niet op dansen.’
“Esa playa aparece en el libro que estoy escribiendo. Una escena ocurre ahí”, me dice Gonzalo por WhatsApp después de que le envié una foto de la rueda de la fortuna —iluminada en medio de la noche— que hay en Schveningen. Trato de imaginar qué está escribiendo Gonzalo, qué puede ocurrir en esa playa, pero no llego a ninguna parte.
Je wilt niet ergens zijn waar ‘het leuk hebben’ het enige is wat telt.
Je beschouwt ‘leuk’ als iets dat lijkt op rotting. Een schimmel die leidt tot verderf.
Je houdt niet van die onmogelijke hoeveelheid. Alsof er iets moet worden opgevuld.
Je haat kiezen en daarnaast heb je het idee dat je door een timetable bewust wordt gemaakt van een bepaalde leegte, een gemis.
In het Mauritshuis, hier in Den Haag, zag ik een schilderij van Rembrandt waarop de mythische Griekse dichter Homerus was afgebeeld. Homerus was volgens de overleveringen blind, een thema dat veel commentatoren hebben opgepakt.
„War er Holländer?“ fragt er mich.
Wir sitzen beim Abendessen in einer ehemaligen Kirche. Es gibt Weißkohlsalat.
„Ich denke schon, aber keine Ahnung, wir sprachen ja auf englisch,“ antworte ich.
„War sein Englisch gut?“
Ich denke nach.
Op dat moment vielen er drie vrouwen uit de lucht. Maar anders dan andere vallende vrouwen, vielen ze niet steeds sneller, maar steeds langzamer, zodat ze vlak boven de grond bijna stil kwamen te hangen en ze zonder kleerscheuren konden landen in drie witte stoelen, die op gelijke afstand van elkaar klaarstonden op een groot Perzisch tapijt.
—El centro está en esa dirección —me dijo el chofer, apuntando hacia un lugar indefinido, aunque cercano, poco antes de dejarme en el hotel. Miré hacia el centro.
We vertalen. In de hotelkamer hiernaast: een Italiaanse buitenlandambtenaar belt zijn vrouw vanuit het ligbad om haar ervan te verzekeren dat hij daar alleen zit. Even eerder, op straat: twee mannen vertellen een vrouw dat ze naar achter moet stappen, dat de vrouw altijd naar achter hoort te stappen terwijl de man – we raken buiten gehoorsafstand en spreken de hoop uit dat het over dansen gaat.
Wir sind im äußersten Westen. Westlich von Den Haag kommt nichts, kommt das Meer, also nichts. Oder nicht nichts. Da kommt Wasser, Wasser, Wasser und dann das englische Lowestoft.
Ik kom altijd te vroeg aan voor afspraken, min of meer opzettelijk. (Een dag heeft wat mij betreft ruimte voor maximaal drie: ochtend, middag, avond. Als ik toch al ergens zijn moet, wil ik weleens valsspelen en in hetzelfde dagdeel iets vrijblijvends plannen.)
Voor deze tweede column had ik bedacht om te beginnen met een probleem. Ik wilde hier laten zien dat ik tijdens het schrijven van mijn boek niet nadacht over die periode erna. Dat ik niet doorhad dat mijn boek dan ‘in de wereld’ ligt (Ik gooi altijd mijn werk weg wanneer het ‘af’ is).
Een aantal jaar geleden kwam er een Amerikaanse schrijver naar Den Haag, naar Crossing Border, omdat een van zijn boeken net in het Nederlands verschenen was. Door volstrekt toeval wist iemand die hem hier opving dat ik zijn werk erg goed vond, en werd me gevraagd of ik hem wilde interviewen.
Beetje zitten wachten-
Of-
Je hoeft niet letterlijk te zitten, je kan ook je dag, je week, je maand om dat ene
moment heen plannen.
Daar alles aan ophangen-
Ze beginnen zacht, om niet te zeggen zwijgend. Wat we horen komt van buiten, een ruisende verre snelweg, een motor die optrekt, een bellende tram, een roepende stem, onverstaanbaar, ook als we onze oren wijd, nog wijder opensperren.
Ich bin in einem kleinen Dorf in Süddeutschland aufgewachsen, fünf Minuten von der Frankreichgrenze entfernt. Richtig bewusst wurde mir die geografische Lage meines Zuhauses erst mit achtzehn als ich einen Führerschein hatte.
Todo lo que sé de Holanda se lo debo a mi amigo Gonzalo, que tiene apellido alemán, pero quien es la única persona que conozco que ha vivido ahí, en un pueblito hippie, llamado Nijmegen —la ciudad más vieja de Holanda, me dijo alguna vez—, donde enseñaba en la universidad.